Spier-skeletsysteem
De botten vormen samen met de gewrichten, het kraakbeen en de spieren het spier-skeletsysteem. Het spier-skeletsysteem wordt bijeengehouden door pezen en banden.
Bron: https://www.rijnlandorthopedie.nl/impingement-subacromiaal-pijnsyndroom/
Wat is bindweefsel?
Bindweefsel komt het meeste voor in het lichaam en kan worden ingedeeld in:
• algemeen bindweefsel.
• kraakbeen.
• botweefsel.
• bloed.
De belangrijkste functies van bindweefsel zijn: verbinden en ondersteunen, beschermen, isolatie en transport.
Bindweefselcellen
De cel, die de grondsubstantie en de vezels maakt in bindweefsel, kent een aantal celtypen: de fibroblast in het algemene bindweefsel, de chondroblast in het kraakbeen en de osteoblast in het botweefsel. Het bindweefsel slaat ook andere celtypen op, zoals vetcellen en mobiele cellen. Deze mobiele cellen zijn de witte bloedcellen (neutrofielen, eosinofielen en lymfocyten) en andere cellen (mestcellen, macrofagen en plasmacellen) die verantwoordelijk zijn voor de lichamelijke afweer.
Kijk ook onder Bloed.
Bindweefselvezels
De vezels in het bindweefsel zorgen voor steun. In het bindweefsel zitten drie verschillende soorten vezels:
• collagene vezels
Deze collageenvezels komen het vaakste voor in bindweefsel en zijn ook de sterkste vezels. Ze bestaan vooral uit het fibreuze eiwit collageen. Collageenmoleculen hechten aan elkaar en vormen dikke collageenvezels. Deze vezels zijn bijvoorbeeld sterker dan staaldraden van dezelfde dikte.
• elastische vezels
Elastische vezels zijn lange, dunne vezels die vertakte netwerken vormen. Deze vezels bevatten een rubberachtig eiwit wat elastine wordt genoemd, dat ervoor zorgt dat het weefsel kan uitrekken. Elastische vezels worden gevonden in weefsel waar veel rek nodig is, bijvoorbeeld in de huid, longen en bloedvaten.
• reticulaire vezels
Reticulaire vezels zijn korte, dunne, collageenachtige vezels. Deze vezels vormen zeer veel vertakkingen die bloedvaten en organen omhullen. Dit type bindweefsel wordt veel gevonden als vulling tussen de organen.
Bron: https://www.slideshare.net/BiologieUU/steunweefsel
Skelet
De functies van het skelet zijn:
• om steun en stevigheid bieden aan uw lichaam.
• het beschermen van uw inwendige organen.
• het bieden van aanhechtingsplaatsen voor de spieren.
• om uw lichaam de kans te geven te bewegen.
• om bloedcellen aan te maken in het beenmerg.
Bron: https://biologiepagina.nl
Botten
Uw botten (beenderen) vormen samen het skelet van uw lichaam. De buitenkant van het bot is hard en stevig, maar de binnenkant van het bot is poreuzer en zachter. De buitenkant van het bot is na tandglazuur het hardste lichaamsweefsel. Samen met het kraakbeen vormt het botweefsel de steun voor ons lichaam en beschermt de achterliggende weke kwetsbare onderdelen van het lichaam.
Bot is levend weefsel en bestaat hoofdzakelijk uit bindweefsel en mineralen. Het bindweefsel in het bot zorgt voor een netwerk van zeer fijne kanaaltjes in het bot, waardoor het bloed, lymfe en zenuwen tot in het bot komen. Mineralen, bijvoorbeeld calcium, zorgen voor versteviging van het bindweefsel.
• Het bindweefsel van het bot past zich aan. Als u geregeld beweegt en het bot zwaarder belast wordt, wordt het bot dikker en steviger. Beweegt u niet of te weinig, dan wordt het bot gaandeweg dunner en kan sneller breken. Van bewegen krijgt u dus sterke botten.
Rondom het bot zit een botvlies, dat voorzien is van talrijke bloedvaten, zenuwen en lymfevaten.
In het binnenste van het bot zit beenmerg, waar de bloedcellen worden aangemaakt.
Bron: http://www.teachpe.com/anatomy/bone_marrow.php
Ouderen lopen meer kans op botbreuken dan jongeren doordat hun botten brozer zijn. Dit wordt veroorzaakt door osteoporose ofwel botontkalking. Vooral vrouwen hebben hier na de overgang last van. Botten kunnen daarnaast door breuken of beenziekten beschadigd raken.
Botten bestaan uit verschillende vormen, zoals bijvoorbeeld:
• de pijpbeenderen (spaakbeen, ellepijp, scheenbeen)
• de korte beenderen (knieschijf, handwortelbeentje, voetwortelbeentje)
• de platte beenderen (ribben, borstbeen, schedel)
• de onregelmatige beenderen (kaak, tanden, wervels).
Welke botverbindingen komen aan bod?
• gewrichten.
• kraakbeen.
• spieren en pezen.
Gewrichten
De gewrichten bestaan uit botten in ons lichaam, die afzonderlijk van elkaar bewogen kunnen worden. Gewrichten bestaan uit twee of meer botten, die ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren. De gewrichten worden onderscheiden naar gelang de bewegingen die ermee gemaakt kunnen worden. Scharniergewrichten, zoals in de elleboog en de knie, laten bewegingen in één richting toe. Andere gewrichten zoals de draai-, kogel- en zadelgewrichten kunnen in twee of meer richtingen bewegen.
Er zijn verschillende soorten gewrichten
• vlak gewricht: gewricht van de hand- en voetwortelbeentjes.
• straf gewricht: gewricht tussen heiligbeen en darmbeen.
• ellips of eivormig gewricht: pols en enkel.
• scharniergewricht: ellenboog en kniegewricht.
• kogelgewricht: heupgewricht en schoudergewricht.
• rol- of draaigewricht: gewricht tussen atlas en draaier.
• zadelgewricht: duim.
Gewrichtskapsel
De gewrichtskoppen worden beschermd door het gewrichtskapsel. Het gewrichtskapsel bestaat uit bindweefsel dat van binnen met slijmvlies is bekleed. Het zorgt er door afscheiding van een taaie vloeistof voor, dat de gewrichten makkelijk kunnen scharnieren. Deze ‘gewrichtssmeer’ voorkomt dat de gewrichtskoppen tegen elkaar aanschuiven en daardoor slijten.
Gewrichtspijn ontstaat door slijtage, ontstekingsreacties of het verdwijnen van het gewrichtskapsel.
Schoudergewricht (kogelgewricht)
Het schoudergewricht (glenohumeraal gewricht) is een kogel-en-holtegewricht. De ‘kogel’ is het bovenste, afgeronde deel van de bovenarm en de ‘holte’ is het komvormige deel van het schouderblad, de glenoïde, waar de kogel in past.
Het glenohumerale gewricht zit tussen het schouderblad en de bovenarm en zorgt dat de bovenarm kan bewegen in de schouderkom. Het gewricht bestaat uit twee botten, de kom die in het schouderblad zit en de kop van het opperarmbeen.
Op beide botten zit kraakbeen, een gladde en elastische laag die functioneert als schokdemper en ervoor zorgt dat de schouder soepel kan bewegen. Door het schoudergewricht kan de arm bijvoorbeeld draaibewegingen maken en van en naar het lichaam bewegen.
Onderdelen van het schoudergewricht
• de schouderkop.
• de schouderkom.
• het kraakbeen.
• de slijmbeurs.
• de pezen.
• het schouderblad (scapula).
• het sleutelbeen (clavicula).
• het AC-gewricht.
Het acromioclaviculaire gewricht (AC) is een schuifgewricht tussen het sleutelbeen en de schoudertop (acromion). Het acromion is het uitsteeksel aan het schouderblad dat de schoudertop vormt. Door het AC-gewricht kunt u bijvoorbeeld uw arm boven uw hoofd heffen en de schouder bewegen ten opzichte van de rug.
Labrum, rotatoren en slijmbeurzen
Het gewrichtskapsel, de spieren en de pezen vormen samen de beschermlaag voor het gewricht. De kop van de bovenarm is groter dan de kom in het schouderblad, waardoor het schoudergewricht erg flexibel is. Maar daardoor kan de bovenarm ook sneller uit de kom schieten (schouderluxatie). Om de schouder te verstevigen, zit er een ring van kraakbeen (het labrum) om de kom en het gewrichtskapsel van bindweefsel.
• Het labrum (lip), de lipvormige rand van kraakbeen, beschermt de bovenarmkop en de schouderholte (glenoïde) en houdt het gewricht stabiel.
• De beweging in het schoudergewricht is afhankelijk van een groep van vier spieren (de rotatoren). Deze spieren worden door pezen verbonden aan het bot en trekken de bovenarm in het schouderblad. De spieren stabiliseren het schoudergewricht en helpen bij de draaibewegingen van de arm.
• Op de plekken waar wrijving kan ontstaan tijdens het bewegen van de arm zitten slijmbeurzen. De slijmbeurzen (bursa) zijn holten met een stroperige vloeistof, die ervoor zorgt dat de gewrichten soepel kunnen bewegen. De belangrijkste slijmbeurzen in de schouders zitten tussen het schouderblad en de bovenarm.
Bron: https://www.nijsmellinghe.nl
Bron: https://www.backpainspecialistslondon.co.uk
Heupgewricht (kogelgewricht)
Het heupgewricht is een kogelgewricht, bestaande uit een ronde kop en een kom en is de verbinding tussen het bovenbeen en het bekken.
Kogelgewrichten zijn erg flexibel. Het bovenbeen kan ten opzichte van het bekken in bijna alle richtingen bewegen. Hierdoor kan het bovenbeen naar voor, achter en zijwaarts bewegen en draaien.
Een gezonde heup kan vrij bewegen, zonder pijn, met normale beweeglijkheid en absorbeert de schokken die ontstaan door activiteiten zoals lopen, traplopen en rennen.
Onderdelen van het heupgewricht
• de heupkop.
• de heupkom.
• de heuphals.
• het kraakbeen.
• de gewrichtsbanden.
• de spieren.
• de pezen.
Heupkop en heupkom
Het heupgewricht bestaat uit twee botstukken: de heupkom (acetabulum) en de heupkop (femurkop). De heupkom wordt gevormd door het bekken. Bij een normale heup zit de heupkop diep in de heupkom, ter hoogte van de lies, en wordt het lichaamsgewicht geheel gedragen. De heupkop zit vast aan het dijbeen en past precies in de heupkom.
Kraakbeen
De botdelen zijn bedekt met kraakbeen. Dat is een gladde elastische laag, die schokken en stoten opvangt, zodat de heup soepel kan bewegen. In grote gewrichten, zoals de heup, kan het kraakbeen tot 6 mm dik worden. Hiertussen zit een laag gewrichtssmeer (synovium).
Aan de randen van de heupkom zit een kraakbeenring (labrum) van ongeveer 3 tot 5 millimeter breed. Het labrum heeft verschillende functies. Zo geeft het extra stabiliteit, omdat het de heupkom verdiept en het sluit volgens een soort vacuümprincipe de heup af.
Gewrichtsbanden
Het gewricht wordt omsloten door het gewrichtskapsel. Dit is een dikke en stevige omsluiting van het heupgewricht. Het kapsel wordt verstevigd door zeer sterke gewrichtsbanden (ligamenten). De vijf gewrichtsbanden zijn opgebouwd uit bindweefsel. Bindweefsel is bedoeld om stevigheid te geven aan gewrichten. De gewrichtsbanden zorgen voor stevigheid en voor de bloedtoevoer.
Spieren en pezen
De bewegingen van de heup worden aangestuurd en gecontroleerd door de sterke dijbeenspieren, heupspieren, bilspieren, hamstrings, de spieren van de romp en pezen. Spieren zorgen voor de beweging van het been, pezen zorgen voor de aanhechting van de spieren aan het bot. Er zijn spieren die zorgen voor het strekken van het been, deze lopen aan de voorkant van het bovenbeen naar de knie. Aan de binnenkant van het bovenbeen liggen spieren die zorgen dat de benen naar elkaar toe kunnen bewegen. Aan de achterkant van het been lopen de hamstrings, die zorgen voor het buigen van het been. Enkele kleine spieren tussen het bekken en de heup spelen een rol bij het stabiliseren van de heup.
Bron: https://orthopedie.slingeland.nl
Bron: http://www.orthopedie.nl
Bron: https://www.orthopedie-grooteindhoven.nl
Kniegewricht (scharniergewricht)
Het kniegewricht is een scharniergewricht en wordt gevormd door vier botdelen:
• het kuitbeen (fibula).
Het kuitbeen maakt geen direct deel uit van het kniegewricht, maar is het aanhechtingspunt van belangrijke spieren en de buitenknieband.
• het dijbeen (femur).
• het scheenbeen (tibia).
• de knieschijf (patella).
De knieschijf bevindt zich aan de voorzijde van de knie in het verloop van de strekpees. De knieschijf loopt in een goot (trochlea) aan het uiteinde van het dijbeen: dit heet het patellofemorale gewricht. De knieschijf zit in de strekpees van de knie verweven en functioneert als een hefboom om genoeg kracht te hebben om bijvoorbeeld de trap op en af te lopen.
Overige onderdelen van het kniegewricht
• Kraakbeen.
In het kniegewricht zijn de uiteinden van het dijbeen, het scheenbeen en de achterkant van de knieschijf bedekt met een laagje kraakbeen. Deze laag kraakbeen is elastisch en kan schokken en stoten opvangen, zodat een soepele beweging tussen de twee botuiteinden mogelijk is. Als een gezonde knie een beweging maakt, bewegen de twee gewrichtsvlakken dus gemakkelijk en zonder pijn ten opzichte van elkaar.
Bij slijtage (artrose) in de knie is het kraakbeen in het kniegewricht beschadigd. Door de afname van het kraakbeen kan het gewricht minder goed de schokken van een beweging opvangen. Uiteindelijk kan het kraakbeen geheel verdwijnen en bewegen de ruwe botuiteinden tegen elkaar. De gewrichtsvlakken kunnen daardoor niet meer soepel langs elkaar glijden. Bewegen doet dan pijn en gaat gepaard met kraken en bewegingsbeperking. Als gevolg van de irritatie wordt ook meer gewrichtsvocht aangemaakt waardoor het gewricht dik wordt. De ernst van de aandoening wordt vastgesteld door lichamelijk onderzoek en röntgenfoto’s.
• Meniscus.
Tussen de twee uiteinden van het dijbeen en het scheenbeen bevindt zich een andere kraakbeenachtige structuur, meniscus genaamd, die als demper fungeert. Er zijn twee meniscussen in het kniegewricht. Een meniscus is een kraakbeenachtig schijfje. De meniscussen werken als schokdempers: ze verdelen de schokken die het gewricht bij elke stap moet verwerken over het gewrichtsoppervlak van het dijbeen en het scheenbeen. Ze beschermen het kraakbeen tegen beschadiging en artrose.
• Gewrichtskapsel.
Het gewrichtskapsel is een vezelig weefsel dat het hele kniegewricht omhult en beschermt. Het gewrichtskapsel bevat een slijmvlies. Dit produceert een vloeistof, dat met de meniscus werkt als schokbreker. Ze absorberen de krachten die op het gewricht komen tijdens een activiteit.
• Gewrichtsbanden.
Sterke gewrichtsbanden verbinden het dijbeen met het scheenbeen, bedekken het gewricht en stabiliseren het. De twee kruisbanden liggen vanbinnen in het midden van elke knie. Ze liggen gekruist over elkaar, vandaar hun naam. De voorste kruisband voorkomt dat het onderbeen te ver naar voor schuift, de achterste kruisband dat het te ver naar achter schuift. De kruisbanden bestaan uit stevig bindweefsel.
De gewrichtsbanden of ligamenten liggen langs de buitenkant van het kniegewricht en lopen van het bovenbeen naar het onderbeen. Zij verhinderen dat het onderbeen te veel zou uitzwaaien naar buiten of naar binnen. Ze bestaan uit stevig bindweefsel.
• Spieren.
Met de spieren beweeg je het gewricht. De bewegingen van de knie worden aangestuurd en gecontroleerd door de sterke dijbeenspieren en de spieren van het onderbeen. Er zijn twee spiergroepen betrokken.
De quadriceps- of vierhoofdige dijbeenspier ligt op de voorkant van het dijbeen. Je gebruikt hem om het been te strekken.
De hamstrings liggen op de achterkant van het dijbeen. Zij dienen om de knie te buigen.
Bron: https://www.devoorzorg.be/limburg
Bron: https://www.antoniusziekenhuis.nl
Kraakbeen
Kraakbeenweefsel bestaat uit kraakbeencellen of chondrocyten, die in groepen verspreid liggen in een grondsubstantie, die, naast water, vooral uit chondrine (een tussencelstof met vezels en weinig kalkzouten) bestaat. De grondsubstantie bestaat voor 70% uit water, de rest is samengesteld uit vezelbundels met collageen, eiwit en elastine. Chrondrocyten maken doorlopend de bestanddelen van de kraakbeenmatrix aan: proteoglycanen, hyaluronan en elastinevezels en produceren ook enzymen die zorgen voor het opruimen van de celresten.
Kraakbeen is een taai bindweefsel, dat elastisch reageert op druk en buiging en stevigheid en elasticiteit geeft. Er lopen geen bloedvaten door kraakbeen heen. Het kraakbeen krijgt via het kraakbeenvlies (perichondrium) of via de gewrichtssmeer (synovium) voedingsstoffen aangereikt. In de loop van ons leven daalt de toevoer van voedingsstoffen, wat kan leiden tot slijtageverschijnselen van de gewrichten.
Kraakbeen is in lagen opgebouwd. Hoe dieper u in het kraakbeen komt, hoe stijver het is. Ten slotte gaat het over in bot.
Kraakbeen komt voor in de tussenwervelschijven, aan de uiteinden van de beenderen, de neus, de oren en in de luchtpijp.
Drie soorten kraakbeen
Afhankelijk van de verhouding tussen de grondsubstantie en de kraakbeencellen onderscheidt men: hyalien of glasachtig kraakbeen, vezelig kraakbeen en elastisch kraakbeen.
• hyalien of glasachtig kraakbeen: zit vooral op de botuiteinden van de botten, bij het ribkraakbeen en in het skelet van het strottenhoofd.
Hyalien kraakbeen is een gladde laag en zorgt ervoor dat er geen wrijving op het bot ontstaat. Het hyalien kraakbeen vangt de eerste druk op en beschermt zo het bot. Hyalien of glasachtig kraakbeen heeft een blauwachtig-melkachtige kleur en lijkt wel wat op glas.
• vezelig kraakbeen: is te vinden in de meniscus en de tussenwervelschijven en vormt de verbinding tussen de beide schaambeenderen. Het zit ook in de kraakbeenschijfjes, de knie en in de bekkenbeenderen.
Vezelig kraakbeen bestaat uit dicht op elkaar gedrukte vezels. Hierdoor kan het veel druk aan. Vezelig kraakbeen bestaat uit een vlechtwerk van talrijke sterke kleine vezels. Het heeft een hoge trekvastheid.
• elastisch kraakbeen: is te vinden in het strotklepje (epiglottis), in de neus en in de oorschelp. Elastisch kraakbeen heeft een grote buigzaamheid en elasticiteit. In de grondsubstantie ervan liggen talrijke elastische vezels, die het zijn buigzaamheid en elasticiteit geven. Elastisch kraakbeen heeft een geelachtige kleur.
Bron: https://www.slideshare.net/BiologieUU/steunweefsel
Spieren
Spieren en pezen vormen samen het spierstelsel. Voor het bewegen hebben we de spieren nodig. Het menselijk lichaam telt meer dan 650 spieren met ieder een eigen functie. Sommige spieren zorgen voor de voortbeweging, andere zijn betrokken bij bijvoorbeeld de ademhaling, de hartslag of de spijsvertering.
Verschillende soorten spieren
Er zijn verschillende soorten spieren: de willekeurige spieren en de onwillekeurige spieren.
• Willekeurige spieren kunnen pas bewegen als ze daartoe aangezet worden door de hersenen. Met willekeurige spieren kunt u beslissen hoe u beweegt met uw lichaam. Als u bijvoorbeeld een tas wilt pakken, geven uw hersenen opdracht aan uw arm en uw hand om de tas te pakken.
De skeletspieren zijn willekeurige spieren. Meerdere spierbundels vormen een skeletspier. Deze spierbundels worden omgeven door een laag bindweefsel. Een spierbundel bestaat weer uit een aantal spiervezels. De spiervezels zijn ontstaan door een versmelting van meerdere spiercellen. Daarom heeft een spiervezel meerdere kernen. Als u de spiervezels onder de microscoop bekijkt, ziet u daardoor een dwarsgestreept patroon. Vandaar dat deze spiersoort ook de dwarsgestreepte spier wordt genoemd.
Bron: https://biologielessen.nl/index.php/a-14/1761-spierbundels
Elke spier heeft zijn eigen samenstelling van verschillende types spiervezels. Uit welk type vezels een spier bestaat, is afhankelijk van de functie van die spier.
Skeletspieren kunnen bestaan uit verschillende subtypen van spiervezels:
Type I spiervezels. Type I spiervezels worden langzame of rode spiervezels genoemd. Dit type spiervezels trekt langzaam samen. Ze bevatten veel mitochondria, die nodig zijn om energie te maken. Ze geven dus veel energie, maar weinig kracht. Type I spiervezels zijn goed bestand tegen vermoeidheid, zijn belangrijk voor een goede lichaamshouding en daarom zijn ze constant aangespannen.
Type II spiervezels. Type II spiervezels worden snelle of witte spiervezels genoemd. Deze spiervezels kunnen heel snel samentrekken en daardoor veel kracht voortbrengen. Maar type II spiervezels worden wel snel moe, daardoor zijn ze niet voortdurend actief.
De skeletspieren zorgen ervoor dat de gewrichten kunnen bewegen en de spieren kunnen zich samentrekken. Een skeletspier heeft altijd twee aanhechtingen op twee verschillende botstukken. Pezen zorgen voor de aanhechting. De ene spier zorgt voor de heengaande beweging, de andere voor de teruggaande.
Naar elke skeletspier lopen zenuwen, die een elektrisch signaal naar de spier sturen als u de spier wilt aanspannen. Het elektrische signaal zorgt dat de spier samentrekt, waardoor de spiervezels korter en dikker worden. Als u meer kracht met de spier zet, dan worden er ook meer spiervezels samengetrokken. Als een skeletspier samentrekt, worden er ook elektrische signalen terug naar de hersenen gestuurd. Deze signalen geven de hersenen informatie over de aanspanning van de spier, waardoor u uw lichaamshouding kunt vasthouden. Als u de spier weer wilt ontspannen, dan stopt het elektrische signaal van de zenuw.
Als de spier zich samentrekt, dan trekt deze ook aan de pees. Hierdoor beweegt het bot en kunnen we buigen en strekken, gaan zitten en weer opstaan, uitrekken en in elkaar duiken. Wanneer deze spieren overbelast worden, krijgt u last van spierpijn.
• Onwillekeurige spieren bewegen vanzelf, omdat ze worden aangestuurd door het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel werkt helemaal zelfstandig zonder inbreng van de hersenen. Aansturing gebeurt door prikkels uit het zenuwstelsel of pacemakercellen in het spierweefsel, die zelf samentrekkingen van de spieren kunnen veroorzaken. De onwillekeurige spieren zorgen er voor dat de organen hun werk kunnen doen.
Er zijn twee soorten onwillekeurige spieren: het gladde spierweefsel en het hartspierweefsel.
• Het gladde spierweefsel zit in organen, bijvoorbeeld de nieren en de darmen, in de wanden van bloedvaten, luchtwegen en het spijsverteringskanaal. Gladde spieren zijn niet bewust aan te sturen, maar reageren op prikkels uit het zenuwstelsel. Ze zorgen voor een langzame golfachtige beweging die zorgt voor het transporteren van bloed, lucht en voedsel door de bloedvaten, luchtwegen en het spijsverteringskanaal.
• Het hartspierweefsel zit alleen in het hart en de hartspier kan niet bewust aan gestuurd worden. Het hartspierweefsel is ook te herkennen aan een dwarsgestreepte structuur, maar hartspiercellen hebben maar een of twee centrale kernen. Het lijkt daarom qua structuur meer op de dwarsgestreepte spier dan op de gladde spier. Door het ritmisch aanspannen van de hartspier wordt bloed door uw lichaam gepompt.
Opbouw van de spieren
De spieren liggen in lagen. Er zijn ondiep gelegen en diep gelegen spieren.
• De ondiep gelegen spieren liggen dicht onder de huid.
• De diep gelegen spieren liggen dieper in de huid. De diep gelegen spieren sturen de organen.
Energie
Om te kunnen werken, hebben de spieren zuurstof en suiker nodig. De spieren krijgen dat via het bloed en slaan het op. Als u heel veel beweegt, raakt de voorraad op. Dan raakt u vermoeid. Daarom nemen wielrenners bijvoorbeeld vaak suikerwater in, als ze aan het fietsen zijn. Als er een tekort aan zuurstof in een spier is, kan er melkzuur ontstaan. Wielrenners praten dan over verzuurde benen. Later ontstaat er dan vaak spierpijn.
Bron: https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/spieren/item45071
Pezen
De pezen zorgen ervoor dat de spieren aan de beenderen hechten en spelen een belangrijke rol bij het bewegen. Pezen zijn taaie banden en weinig elastisch. De kracht van de samentrekkende spiervezels is geconcentreerd in de pees en wordt doorgegeven via de pees.
Pezen zijn een verlenging van de spier. Ze bestaan uit bindweefsel, dat de bundels spiervezels samenbindt en dat op een stevig elastisch koord lijkt. Een pees komt aan de ene kant voort uit het spierlichaam en aan de andere kant zitten ze stevig vast aan het bot, waarbij een aantal vezels ingebed ligt in de botstructuur.
• Pezen bevatten maar weinig zenuwuiteinden en weinig bloedcellen. Pezen worden weinig doorbloed en genezen daarom langzaam als ze beschadigd zijn.
• Een pees loopt door een peesschede. De peesschede is een dubbelwandige buis die met smeermiddel (synovium) is gevuld en de pees beschermt, isoleert en smeert om eventuele druk of wrijving tot een minimum te beperken. De peesschede geeft de pees de nodige bewegingsruimte.
• Een slijmbeurs ligt in een gewricht tussen de pees en het bot en is een soort kussentje dat met vocht gevuld is. Het zorgt ervoor dat de pees niet over het bot of de huid schuurt. Daardoor wordt wrijving en beschadiging voorkomen. Slijmbeurzen zitten bijvoorbeeld op de hiel, de elleboog en in de schouder.
Aan het spierweefsel, dat de wand van het hart vormt en de pompbeweging veroorzaakt, zit een ongebruikelijke pees vast. Deze pees bestaat uit verdikt, vezelig bindweefsel met stevige draden in de hartspier, die de structuur van het spierweefsel verstevigen. Het verdikte, vezelige bindweefsel vormt ondersteunende ringen in het spierweefsel op plaatsen waar de grote bloedvaten het hart binnenkomen.
Bron: https://biologielessen.nl/index.php/a-11/1669-pezen
Meer informatie
Leids Universitair Medisch Centrum: Botaanmaak en botafbraak
Bot is levend weefsel dat zich continu herstelt en vernieuwt. Wanneer de verhouding tussen afbraak en opbouw uit balans is, wordt bot kwetsbaar en spreken we van een botziekte.
https://youtu.be/ge3pI8kLL90
Amgen: Introduction to Bone Biology
Learn the basics of bone biology, including the different elements that make up bone and how those pieces work together, in this short and visually dynamic animation.
https://youtu.be/inqWoakkiTc
Amgen: Osteoblasts and Osteoclasts
The second film in the bone biology series describes the role and functions of the cells responsible for breaking down bone tissue (osteoclasts) and building new bone (osteoblasts).
https://youtu.be/78RBpWSOl08
Amgen: Bone Remodeling and Modeling
The third film in the bone biology series illustrates the processes of bone remodeling and modeling over time.
https://youtu.be/0dV1Bwe2v6c
Amgen: Regulation of Osteoclast Activity
This fourth film in our bone biology series focuses on the link between the protein RANK ligand and how it signals the process of bone tissue breakdown.
https://youtu.be/GpMV197xZXc
Amgen: Postmenopausal Osteoporosis
The sixth video of our bone biology series explores bone loss following the onset of menopause.
https://youtu.be/c5tc01WFYks
Amgen: Anatomy of a Fracture as a Result of Systemic Bone Loss
Watch how a fracture occurs as a result of bone loss in this seventh video of our bone biology series.
https://youtu.be/P5HwYWShBhw
NTR: SchoolTV
Geraamte: je geraamte bestaat uit botten
Het geraamte, ook wel skelet genoemd, bestaat uit zo’n 200 verschillende botten.
https://www.schooltv.nl/video/geraamte-je-geraamte-bestaat-uit-botten/
NTR: SchoolTV
Gewrichten: gewrichten zorgen ervoor dat je kunt bewegen.
In je lichaam zitten allerlei gewrichten, dit zijn stukjes bot die twee of meer botten verbinden Er bestaat een rolgewricht, kogelgewricht en een scharniergewricht.
https://www.schooltv.nl/video/gewrichten-gewrichten-zorgen-ervoor-dat-je-kunt-bewegen/
NTR: SchoolTV
Gewrichten: hoe zitten botten aan elkaar vast?
Botten kunnen op verschillende manieren aan elkaar vastzitten. Bij een naadverbinding is er geen beweging mogelijk, bij een gewricht juist heel veel. Je hebt altijd spieren nodig om je botten te laten bewegen.
https://www.schooltv.nl/video/gewrichten-hoe-zitten-botten-aan-elkaar-vast/
Verantwoordingstekst spier-skeletsysteem
De informatie over het spier-skeletsysteem is algemeen.
Iedere situatie is anders, dus raadpleegt u bij vragen altijd uw huisarts of medisch specialist.